Averij
×
Averij Averij
Nederlands
© 2024
Volwassenen
Een veertigjarige man die gezond leeft, ontdekt een vreemde bobbel in zijn hals. Vanaf dat moment worstelt hij met deze dreiging van binnenuit met onzekere afloop, en met hoe hij zich moet verhouden tot zichzelf en zijn omgeving.

De Morgen

Boeken. De Nederlandse schrijver Robbert Welagen maakt literatuur van zijn ziekteverhaal -Als lichaam en geest uit elkaar dreigen te vallen
Bo Van Houwelingen - 07 september 2024

Kanker. Het woord lijkt een onomatopee, een door klanknabootsing gevormd woord, zoals tiktak of koekoek. Áls de ziekte geluid zou maken zou het absoluut klinken als kan-ker, met die venijnig harde eerste K, de geniepige tweede K die halverwege het woord opnieuw een klap uitdeelt en ten slotte die schizofrene R aan het eind, die je alleen maar óf heel nadrukkelijk rollend kunt uitspreken óf bijna helemaal moet inslikken. Het is een woord dat alle ellende van de ziekte al in zich lijkt te dragen.

Geen wonder dat schrijver Robbert Welagen (1981) al gauw op zoek ging naar een alternatief, toen bij hem lymfeklierkanker werd geconstateerd. Het werd averij, een zacht, zangerig woord dat 'schade aan een boot' betekent. "Je hebt averij opgelopen", dat klinkt fijner dan "je bent een kankerpatiënt". Vanzelfsprekend werd Averij de titel van Welagens nieuwe boek, waarin hij het verloop van de ziekte beschrijft vanaf het moment dat de hoofdpersoon - een schrijver van 40, we mogen gerust aannemen dat het Welagen zelf is - een 'onderhuids ei' in zijn hals ontdekt.Wat het ook is, onschuldig of gevaarlijk, het zet meteen zijn wereld op z'n kop. Als hij uit het raam kijkt, naar zijn tuin waarachter het bos begint, verbaast het uitzicht hem: 'De bomen staan er even rustig als een paar minuten geleden, alsof er in de tussentijd niets gebeurd is.' Daarna gaat het snel én langzaam. De huisarts die hem met angstaanjagende urgentie doorstuurt naar het ziekenhuis, hop-hop-hop allerlei tests en onderzoeken maar daarna: afwachten, uitstel, second opinion, nog langer wachten. En dan de chemo. En dan weer wachten.Welagen heeft voor de jij-vorm gekozen. 'Je beseft dat je je lichaam niet kent. Het is altijd bij je, het is je enige permanente gezelschap, en toch blijkt het een onbekende.' De hoofdpersoon wordt dus steeds direct aangesproken, als door een hogere macht. Die macht is natuurlijk de schrijver, Welagen, maar kan óók de ziekte zijn die hem in de greep houdt en hem als een marionet bespeelt. De ziekte bepaalt hoe het hem zal vergaan. 'Jouw wil is een illusie.' Dwingend voelt dat: deze man heeft geen keus. En dat is precies de essentie van het boek: hoe ga je om met iets dat je tegen je wil moet ondergaan?

Dit boek doet in die zin sterk denken aan de roman Welkom in het rijk der zieken (2019) van Hanna Bervoets, waarin ook gekozen is voor zo'n beklemmende jij-vorm die de inhoud enorm versterkt. Ook kent Averij overeenkomsten met de pas verschenen roman van Mariken Heitman De mierenkaravaan (recensie p. 4-5), waarin een vrouw zich moet zien te verhouden tot de diagnose MS (een aandoening van het zenuwstelsel). Heitman gebruikt een haas in de moestuin als beeldspraak voor de ziekte: een vreemd element dat plots opduikt op een plek waar het niet welkom is.

Ook Welagen gebruikt verschillende vormen van beeldspraak om zijn ziekte voor de lezer invoelbaar te maken. Het bos waar hij woont, eerst zo fijn en beschut maar langzaamaan steeds dreigender en drukkender. Een sperwer die met zijn vleugel vast zit in het prikkeldraad. 'Jij stelt je de doodsstrijd voor. Het geklapper met de vleugels, de geluiden uit zijn snavel, de vergeefse pogingen.' Zelfs een irritant stukje zilverfolie op de rand van een pot pindakaas barst van de betekenis. 'Je probeert het eraf te pulken met je nagel. Het lukt niet. Je probeert het van de andere kant, maar je krijgt er geen vat op.' Toch moet het eraf, weg, alles, wég! Krachtig, zo'n onbenullig frutseltje symbool maken voor iets groters; dat is immers een neiging die bij ziek zijn hoort. Op den duur wordt álles symboliek, kan alles als een goed of slecht voorteken opgevat worden.

Splijtzwam

Als Welagen 'in remissie' is - schoonverklaard maar nog steeds onder controle omdat er een kans is dat de kanker terugkomt - stuit hij tijdens een wandeling op een schaap, doodgebeten, mogelijk door een wolf. Niemand heeft iets gezien. 'Dat betekent niet dat het dier er niet meer is', zegt de herder. 'Hij kan er nog steeds zijn.'

De ziekte is een splijtzwam, laat Welagen zien. Niet alleen tussen hem en zijn omgeving, tussen de zieken en gezonden, maar vooral ook tussen zijn lichaam en geest - twee van elkaar afhankelijke entiteiten die los gescheurd worden. 'Je wilt dat de zwelling verdwijnt, maar wat jij wilt doet er voor je lichaam niet toe.' Die problematische dualiteit, het gevoel in tweeën uiteen te vallen, komt in van alles terug: een droom waarin Welagen zichzelf vanuit een bootje op zee op het strand ziet staan, het gevoel dat er vanaf een afstandje naar hem gekeken wordt, griezelige voetstappen in de sneeuw naar zijn voordeur en weer terug het bos in. Steeds verder komt Welagen van zichzelf af te staan, terwijl de ziekte hem, paradoxaal genoeg, terug dwingt in zijn lichaam.Wat het allemaal nog beklemmender maakt is dat Welagen zichzelf beschrijft als een volstrekt normaal iemand. Een milieubewuste, bescheiden, rustige man op Birkenstocks die van wandelen houdt en van wollen truien en van schoffelen in de tuin. Zie hem gaan naar het ziekenhuis, om zijn schouder een linnen tasje met een boek, een flesje water en gesmeerde boterhammetjes in een lunchtrommeltje. Helemaal klaar voor de chemotherapie. Dat zou ik óók meenemen, denk je dan, en dan is de volgende gedachte - dit kan mij dus óók overkomen - niet ver weg.

Ingrijpende gebeurtenissen lokken verwerkingsproza uit: papier is oneindig geduldig tenslotte. En omdat behoorlijk veel mensen op een dag met kanker of een andere ernstige ziekte te maken krijgen, zijn er vanzelfsprekend ook heel veel boeken over. Bij Nijgh & Van Ditmar waren ze dus niet meteen enthousiast over Welagens voorstel aan die stapel nog een boek toe te voegen. Gelukkig heeft hij het toch gedaan. Juist in de handen van een stilistisch begaafde schrijver als Welagen wordt kankerproza méér dan een verhaal over een ziekte, het wordt literatuur die bijdraagt aan een beetje begrip voor bootjes die averij hebben opgelopen.

De Standaard

Hoe het is om ziek te zijn
Lodewijk Verduin - 14 september 2024

Er lijkt een omineuze ontwikkeling gaande in het werk van Robbert Welagen. De zachte weemoed waar zijn eerste novelles van doordrongen waren, is allengs overgegaan in keiharde melancholie om onoverkoombaar verlies. Het loepzuivere Antoinette (2019), een voorlopig hoogtepunt in zijn oeuvre, ging over een koppel dat ongewenst kinderloos blijft, in het veelgeprezen Raam, sleutel (2021) sterft een geliefde in een verkeersongeluk. Met zijn tiende roman, Averij , gaat hij weer een stap verder: het is de neerslag van een rampzalige gebeurtenis uit het leven van de auteur, namelijk een diagnose van lymfeklierkanker.

De tekst beslaat de periode van de ontdekking van een zwelling tot het moment dat de naamloze, sterk op de schrijver gelijkende patiënt vier maanden 'schoon' wordt verklaard. Het twee jaar durende behandelingstraject is vrij sec en chronologisch vastgelegd in een tweehonderdtal korte fragmenten, die afwisselend medische procedures en alledaagse handelingen en interacties vastleggen. Een opvallende stijlkeuze is dat het boek volledig in de tweede persoon geschreven is; net als in Wat je van bloed weet (2022) van Philip Huff en Groetjes uit Brussel (1969) van Jeroen Brouwers spreekt de auteur rechtstreeks een vroegere versie van zichzelf aan om afstand te creëren en het bij overvloedig gebruik al snel naar zelfobsessie riekende 'ik' te vermijden.

Welagen is een schrijver bij wie sfeer prevaleert boven psychologie en plot. Omschrijvingen van de omgeving rond zijn boshuis en het natuurgebied waar hij doorheen wandelt behoren dan ook tot de knapste passages van het boek. Maar nu de luxueuze villa's en dromerige mediterrane decors van zijn fictie verruild zijn voor de onopgesmukte realiteit, sluipt er wel bijzonder veel trivialiteit in Welagens notities; zo krijgt de lezer onder meer gemopper over rommel in de auto en minutieuze beschrijvingen van kattenfilmpjes, herkauwende schapen, het aanschaffen van wollen truien en het openen van een pot pindakaas te verstouwen. Door die grauwe inhoud voelen zijn anders zo strakke zinnen nu vaak vlak aan, en dan zit het boek ook nog vol met futloze, soms ronduit dorre dialogen:

“'Hoe gaat het met je?' vraagt hij.

'Vind je het goed als we het er niet over hebben? Even een pauze.'

'Ja, natuurlijk. Snap ik.'”

Nieuwe inzichten

Averij lijkt meer een ziektedagboek dan een roman, al wordt het boek wel als het laatste gepresenteerd. Wat het echter als egodocument onbevredigend maakt, is dat verdieping en de bereidwilligheid tot onderzoek nagenoeg ontbreken. De sluimerende relatieproblematiek tussen de hoofdpersoon en zijn vriendin wordt niet uitgediept en lijkt ten slotte wel erg gemakkelijk te kunnen worden verholpen. Over ziekte zegt We­lagen steeds met andere woorden hetzelfde: het lichaam is “een onbekende”, “een mysterie” dat redeloos richting de vernietiging kan gaan voortbewegen zonder dat de wil er enige invloed op heeft. Als een vriend hem vraagt of hij in het proces nog “nieuwe inzichten” heeft opgedaan, herhaalt de hoofdpersoon zijn eerdere vaststelling, daaraan toevoegend dat hij eigenlijk alleen heeft geleerd “hoe het is om ziek te zijn”. Dat is misschien waarheidsgetrouw, maar voor een boek dat ziekte thematiseert ook wel wat mager.

De tekst suggereert dat er andere doelen waren dan contemplatie en zelfbegrip. Welagen portretteert een kunstenaar die erop gebrand is om zichzelf opnieuw op gang te brengen na de hevige vermoeienis en ontregeling van chemotherapie; hij moet iets uit zijn handen zien te krijgen, gaat om die reden zelfs jeugdliedjes spelen op de gitaar. Het voornaamste drama is daarmee misschien de worsteling van de schrijver, de existentiële ontheemding van iemand wiens lichaam ongevraagd zijn geest verdrongen heeft. Wanneer de hoofdpersoon aan het eind toch weer aan het schrijven geraakt, neemt hij zijn eigen kankerervaringen als uitgangspunt - niet om ze “te herbeleven” of “te verwerken”, maar omdat de dagelijkse realiteit simpelweg is wat zich aandient, waar zijn gegeselde bewustzijn zich het makkelijkst op kan concentreren. De vorm en uitvoering van Averij wekken alleszins de indruk dat voor Welagen hetzelfde gold.

Lovenswaardig is dit boek omdat een productief en eigenzinnig romancier zich hiermee herpakt na een noodlottige levenswending, maar het bewijst ook dat een belangrijk werk voor de schrijver dat niet automatisch ook is voor de lezer.

Nijgh & Van Ditmar, 243 blz., € 22,99 (e-boek € 13,99).

De Volkskrant

Recensie Averij -Dit kan jou dus ook gebeuren
Bo Van Houwelingen - 07 september 2024

Kanker. Het woord lijkt een onomatopee; een door klanknabootsing gevormd woord, zoals tiktak of koekoek. Áls de ziekte geluid zou maken, zou het absoluut klinken als kan-ker, met die venijnig harde eerste K, de geniepige tweede K die halverwege het woord opnieuw een klap uitdeelt en ten slotte die schizofrene R aan het eind, die je alleen maar óf heel nadrukkelijk rollend kunt uitspreken óf bijna helemaal moet inslikken. Het is een woord dat alle ellende van de ziekte al in zich lijkt te dragen.

Geen wonder dat schrijver Robbert Welagen (1981) al gauw op zoek ging naar een alternatief, toen bij hem lymfeklierkanker werd geconstateerd. Het werd averij, een zacht, zangerig woord dat 'schade aan een boot' betekent. 'Je hebt averij opgelopen', dat klinkt fijner dan 'je bent een kankerpatiënt'. Vanzelfsprekend werd Averij de titel van Welagens nieuwe boek, waarin hij het verloop van de ziekte beschrijft vanaf het moment dat de hoofdpersoon - een schrijver van 40, we mogen gerust aannemen dat het Welagen zelf is - een 'onderhuids ei' in zijn hals ontdekt.

Wat het ook is, onschuldig of gevaarlijk, het zet meteen zijn wereld op z'n kop. Als hij uit het raam kijkt, naar zijn tuin waarachter het bos begint, verbaast het uitzicht hem: 'de bomen staan er even rustig als een paar minuten geleden, alsof er in de tussentijd niets gebeurd is.' Daarna gaat het snel én langzaam. De huisarts die hem met angstaanjagende urgentie doorstuurt naar het ziekenhuis, hop-hop-hop allerlei tests en onderzoeken maar daarna: afwachten, uitstel, second opinion, nog langer wachten. En dan de chemo. En dan weer wachten.

Welagen heeft voor de jij-vorm gekozen. 'Je beseft dat je je lichaam niet kent. Het is altijd bij je, het is je enige permanente gezelschap, en toch blijkt het een onbekende.' De hoofdpersoon wordt dus steeds direct aangesproken, als door een hogere macht. Die macht is natuurlijk de schrijver, Welagen, maar kan óók de ziekte zijn die hem in de greep houdt en hem als een marionet bespeelt. De ziekte bepaalt hoe het hem zal vergaan. 'Jouw wil is een illusie.' Dwingend voelt dat: deze man heeft geen keus. En dat is precies de essentie van het boek: hoe ga je om met iets dat je tegen je wil moet ondergaan?

Dit boek doet in die zin sterk denken aan de roman Welkom in het rijk der zieken (2019) van Hanna Bervoets, waarin ook gekozen is voor zo'n beklemmende jij-vorm die de inhoud enorm versterkt. Ook kent Averij overeenkomsten met de pas verschenen roman van Mariken Heitman, De mierenkaravaan, waarin een vrouw zich moet zien te verhouden tot de diagnose MS (een aandoening van het zenuwstelsel). Heitman gebruikt een haas in de moestuin als beeldspraak voor de ziekte: een vreemd element dat plots opduikt op een plek waar het niet welkom is.

Ook Welagen gebruikt verschillende vormen van beeldspraak om zijn ziekte voor de lezer invoelbaar te maken. Het bos waar hij woont, eerst zo fijn en beschut maar langzaamaan steeds dreigender en drukkender. Een sperwer die met zijn vleugel vastzit in het prikkeldraad. 'Jij stelt je de doodsstrijd voor. Het geklapper met de vleugels, de geluiden uit zijn snavel, de vergeefse pogingen.'Zelfs een irritant stukje zilverfolie op de rand van een pot pindakaas barst van betekenis. 'Je probeert het eraf te pulken met je nagel. Het lukt niet. Je probeert het van de andere kant, maar je krijgt er geen vat op.' Toch moet het eraf, weg, alles, wég! Krachtig, zo'n onbenullig frutseltje symbool maken voor iets groters; dat is immers een neiging die bij ziek zijn hoort. Op den duur wordt álles symboliek, kan alles als een goed of slecht voorteken opgevat worden.

Als Welagen 'in remissie' is - schoon verklaard maar nog steeds onder controle omdat er een kans is dat de kanker terugkomt - stuit hij tijdens een wandeling op een schaap, doodgebeten, mogelijk door een wolf. Niemand heeft iets gezien. 'Dat betekent niet dat het dier er niet meer is', zegt de herder. 'Hij kan er nog steeds zijn.'

De ziekte is een splijtzwam, laat Welagen zien. Niet alleen tussen hem en zijn omgeving, tussen de zieken en de gezonden, maar vooral ook tussen zijn lichaam en geest - twee van elkaar afhankelijke entiteiten die losgescheurd worden. 'Je wilt dat de zwelling verdwijnt, maar wat jij wilt doet er voor je lichaam niet toe.'

Die problematische dualiteit, het gevoel in tweeën uiteen te vallen, komt in van alles terug: een droom waarin Welagen zichzelf vanuit een bootje op zee op het strand ziet staan, het gevoel dat er vanaf een afstandje naar hem gekeken wordt, griezelige voetstappen in de sneeuw naar zijn voordeur en weer terug het bos in. Steeds verder komt Welagen van zichzelf af te staan, terwijl de ziekte hem, paradoxaal genoeg, terugdwingt in zijn lichaam.

Wat het allemaal nog beklemmender maakt, is dat Welagen zichzelf beschrijft als een volstrekt normaal iemand. Een milieubewuste, bescheiden, rustige man op Birckenstocks die van wandelen houdt en van wollen truien en van schoffelen in de tuin. Een typische Volkskrant-lezer, zou ik haast zeggen. Zie hem gaan naar het ziekenhuis, om zijn schouder een linnen tasje met een boek, een flesje water en gesmeerde boterhammetjes in een lunchtrommeltje. Helemaal klaar voor de chemotherapie. Dat zou ik óók meenemen, denk je dan, en dan is de volgende gedachte - dit kan mij dus óók overkomen - niet ver weg.

Ingrijpende gebeurtenissen lokken verwerkingsproza uit: papier is oneindig geduldig, tenslotte. En omdat behoorlijk veel mensen op een dag met kanker of een andere ernstige ziekte te maken krijgen, zijn er vanzelfsprekend ook veel boeken over. Bij Nijgh & Van Ditmar waren ze dus niet meteen enthousiast over Welagens voorstel aan die stapel nog een boek toe te voegen. Gelukkig heeft hij het toch gedaan. Juist in de handen van een stilistisch begaafde schrijver als Welagen wordt kankerproza méér dan een verhaal over een ziekte. Het wordt literatuur die bijdraagt aan een beetje begrip voor bootjes die averij hebben opgelopen.

Nijgh & Van Ditmar; 248 pagina's; € 22,99.

NBD Biblion

Bookarang (AI samenvatting)
Een duistere psychologische roman over een man die wordt geconfronteerd met een gevaar dat van binnenuit komt. Het verhaal draait om een man die plotseling een vreemde bobbel in zijn hals ontdekt. Ondanks zijn gezonde levensstijl en zijn veertigjarige leeftijd, wordt hij geconfronteerd met deze interne dreiging met onzekere afloop. Vanaf dat moment worstelt hij met hoe hij zich moet verhouden tot zichzelf en zijn omgeving, zoals het rustige bos dat hem omringt. In nuchtere, beschrijvende maar originele psychologische stijl geschreven, waarbij het hoofdpersonage in de je-vorm wordt aangesproken. Met name geschikt voor een literaire lezersgroep. Robbert Welagen (Dordrecht, 1981) is een Nederlandse schrijver. Hij schreef meerdere boeken. Zijn werk won meerdere literaire prijzen, zoals de Charlotte Köhler Stipendium en de Selexyz Debuutprijs.