Details
158 p.
Besprekingen
De Standaard
Paul Verhaeghe is bezorgd. De wetenschap schetst een alarmerend beeld van de ecologische en andere rampen die ons te wachten staan. Toch nemen we als maatschappij niet de juiste maatregelen om deze af te remmen. In Wijsheid ontwikkelt hij een diagnose van wat er misloopt. Het boek sluit naadloos aan bij Verhaeghes eerdere maatschappijkritische werk, en is geschreven in zijn beproefde, ironiserende stijl.
Centraal in het boek staat het verschil tussen kennis en wijsheid. Kennis betreft de feiten, aangeleverd door de wetenschap, maar biedt geen antwoord op existentiële levensvragen. Die levensvragen - zingeving en moraal - horen toe aan de wijsheid, die Verhaeghe verbindt met filosofie en cultuur. Terwijl kennis de voorbije eeuwen razendsnel is toegenomen, kent elke generatie dezelfde worstelingen en ontwikkelt ze een eigen variant op oude antwoorden - vroeger in mythes en religie, vandaag via influencers en zelf-hulpboeken.
Het probleem van onze tijd, aldus Verhaeghe, is dat de wetenschappelijke vooruitgang ons laat verwachten dat er voor elk probleem een technologische oplossing is. We verwarren kennis met wijsheid, en verlangen van wetenschappers antwoorden die ze niet kunnen geven. Zo ontstaat een vicieuze cirkel: meer technologie als oplossing voor de problemen veroorzaakt door technologie. We zijn als een middeleeuwse dokter die, wanneer de patiënt na een aderlating nog zieker wordt, extra bloed aftapt in de overtuiging dat het deze keer wel zal helpen.
Verhaeghe benadrukt dat ethiek een onmisbare rol speelt in wetenschappelijk onderzoek. De onderbouwing van dit belangrijke punt is een van de sterktes van het boek, en bevestigt het belang van wijsheid naast kennis. Maar Verhaeghe is niet trouw aan zijn eigen positie: al in de inleiding heeft hij het over de “nieuwste wetenschappelijke antwoorden” op existentiële vragen. Nochtans zou dat volgens zijn eigen pleidooi een contradictie moeten zijn.
Om te begrijpen wat er aan de hand is, hebben we het derde kernbegrip van het boek nodig: macht. In een ideale wereld levert wijsheid de juiste normen en waarden, en helpt wetenschap om deze te realiseren. In de realiteit echter legt een externe macht zijn waarheid op aan kennis en wijsheid. We denken dat de wetenschap onafhankelijk is sinds we de religie hebben afgezworen. Dat is volgens Verhaeghe slechts schijn: de ene muilkorf is vervangen door een andere. Niet God, maar 'Groei' is nu het richtsnoer. Wetenschappelijk onderzoek staat ten dienste van een kapitalistische ideologie met winstmaximalisatie als enige doel. Kennis die de dividenden in het gedrang brengt, verdwijnt in de schuif van de CEO.
Terwijl Verhaeghe soms meewarig doet over de filosofie, nochtans een bron van wijsheid, is het duidelijk dat hij rotsvast gelooft in de wetenschap. Als die van het rechte pad afwijkt, ligt dat aan de corrumperende macht. ”Mocht wetenschap daadwerkelijk domineren, dan hadden we al minstens vijf decennia geleden de nodige maatregelen genomen tegen klimaatverandering en het verlies van de biodiversiteit.” Lees: als de wetenschap de macht in handen zou hebben, waren onze problemen allang van de baan. Het is een technocratische gedachte, die moeilijk te onderscheiden is van dat waar Verhaeghe ons voor wil waarschuwen: het geloof dat wetenschap volstaat om onze problemen op te lossen.
Excessen van de tijd
Deze spanning is interessant, en bevestigt de complexiteit van het thema. Minder interessant is dat Verhaeghe simplistische clichés oprakelt over hoe Darwin het christendom zou weerleggen en hoe de kwantumfysica zou aantonen dat toeval ons leven beheerst. Dat is niet alleen filosofisch wankel, het illustreert opnieuw hoe Verhaeghe er niet kan aan weerstaan om de wetenschap te gebruiken om existentiële vragen te beantwoorden. Liever had ik meer vernomen over hoe hij zijn begrip van wijsheid maatschappelijk zou verankeren, en hoe hij de verhouding met wetenschap precies begrijpt. Kunnen we op de wetenschap vertrouwen om de nodige wijsheid aan de dag te leggen nadat het juk van de kapitalistische inmenging is afgeworpen? Of is het net naïef om de wetenschap vrij te pleiten van de excessen van onze tijd, door de verantwoordelijkheid op een externe macht af te schuiven? Dat Verhaeghes boek beide posities tegelijk lijkt te impliceren, toont aan dat het wel de juiste vragen centraal stelt, wat een verdienste is, maar slechts beperkte verheldering biedt in onze poging ze te beantwoorden.
Knack
Nadat Immanuel Kant in De kritiek van de zuivere rede uiteen had gezet hoe de menselijke geest kennis vergaart en wat daarbij de mogelijkheden en de begrenzingen zijn, ging hij niet lekker achteroverleunen en een deuntje fluiten. Nee, hij zette zich meteen aan het schrijven van zijn twee andere Kritieken , die van de praktische rede en die van het oordeelsvermogen, respectievelijk gewijd aan de ethiek en de esthetiek. Zoals Paul Verhaeghe in zijn nieuwste boek beweert, is dat geen toeval. Kant had immers op streng filosofische wijze ontdekt dat de beperkingen van ons waarnemings- en denkvermogen ervoor zorgen dat we de werkelijkheid nooit echt zullen kennen, en dat die kennis op zich ons bovendien geen betekenisvol leven kan bezorgen. Daarvoor hebben we iets anders nodig: wijsheid, waarin ethiek, kunst en religie elkaar vinden.
In Wijsheid beschrijft Verhaeghe hoe dat fundamentele inzicht, dat ook al in de klassieke oudheid werd gehuldigd, de voorbije eeuw danig in de verdrukking is gekomen. Kunst is een investeringsopportuniteit geworden, religie wordt geassocieerd met terrorisme en misbruik, en ethiek besteden we liever uit aan een of andere commissie. We hebben volledig ingezet op kennis, ook al is die altijd voorwaardelijk. Toen Dmitri Mendelejev in 1869 zijn periodiek systeem voorstelde, met daarop 63 elementen en een hoop lege plekken, zei hij zelfverzekerd dat die mettertijd wel ingevuld zouden raken. Die elementen waren er, ze wachtten alleen op ontdekking. En gelijk had hij, want vandaag zitten we aan 118 die precies in zijn systeem passen. Maar is het daarmee voor eens en altijd waar? Natuurlijk niet. Vraag het maar aan Isaac Newton die na een paar eeuwen alleenheerschappij opeens Albert Einstein op zijn schouders voelde staan. En dat niet alleen, wetenschap en techniek zijn ook volstrekt amoreel en slechts toepasbaar op een klein deel van onze leefwereld. Depressie en intelligentie kun je niet objectief ‘meten’, net zomin als armoede en sociale uitsluiting. Die kun je alleen met enige wijsheid aanpakken.
Verhaeghe, die we vooral kennen van zijn trilogie Identiteit , Autoriteit en Intimiteit, waarin hij de neoliberale god van het geld op de korrel nam en wees op de nefaste gevolgen daarvan voor ons fysiek en psychisch welzijn, hanteert hier een breder perspectief. Hij gaat op zoek naar de dynamieken achter die evolutie en wijst ons erop dat het makkelijk is om onze handen te wassen in onschuld, en te beweren dat de gevaren van wetenschap en techniek wel door diezelfde wetenschap en techniek verholpen zullen worden, maar veel verder kom je er niet echt mee. Als we een betere wereld willen, zullen we onze handen net vuil moeten maken.